Over Wij Zelf


Als wij het over ons zelf hebben weten wij zelf dat het beste. Het probleem is dat ik het alleen maar over mij zelf kan hebben, dus daar moet ik wat aan doen.



De bedoeling van deze blog is om -uitgaande van elementaire waarneming- stapsgewijs bij de waarneming van het zelf te komen.



Het vertrekpunt is dat je over elementair bewustzijn kunt spreken als er iets is wat aan kan geven dat het iets bemerkt heeft.



Daarna is het tijd om te zien wanneer de volgende stap genomen kan worden. Het is namelijk wel duidelijk dat we het niet over een onderwerp hebben waar je zomaar even doorheen kunt lopen.






Aanvulling 03-08-2020




In het volgende probeer ik verschijnselen op begrijpelijke wijze te verklaren waarbij ik mij strikt aan de wetenschappelijke consensus probeer te houden. Waar nodig verwijs ik naar Nederlandse (populair-)wetenschappelijke publicaties of probeer ik elders aan referenties te komen.



Bij mijn weten is het bestaan van een immateriële geest nooit wetenschappelijk aangetoond dus daar kan ik het niet over hebben.

De geest moet verklaard kunnen worden uit wat er aan empirische wetenschappelijke kennis beschikbaar is en ik ben er van overtuigd dat dit nu al voldoende het geval is.



Het uitgangspunt is dus  dat je over elementair bewustzijn kunt spreken als er iets is wat aan kan geven dat het iets bemerkt heeft.

Met elementair bedoel ik dat het over het meest simpele geval gaat waar sprake is van een demonstratie van bewustzijn.



Bewustzijn definieer ik als exclusieve zelfkennis.

Als wij iets weten van onszelf dan is dat exclusief als niets of niemand anders dat kan weten.

De aanname dat dit voor alle mensen geldt lijkt gerechtvaardigd omdat mensen in het algemeen beweren exclusieve zelfkennis te hebben maar dat geldt alleen maar in zoverre dit empirisch vastgesteld kan worden en dat is moeilijk als iemand beweert pijn te hebben of zich ongelukkig voelt terwijl dat niet geverifieerd lijkt te kunnen worden.

Toch geloof ik niet dat het hier over illusies gaat maar daar wil ik het nu nog niet over hebben.



Ik wil beginnen met een scenario waarin dit wel getoetst kan worden.

Aanvulling 27-02-2021


Een bekend verschijnsel is fluorescentie waarbij een stof enige lijd licht uitstraalt nadat het zelf aan licht is blootgesteld.
De intensiteit van het uitgestraalde licht blijkt daarbij steeds na een bepaalde tijd gehalveerd te zijn totdat het niet meer waarneembaar is.
Het merkwaardige is dat wij dit lijken te kunnen voorspellen maar om te zien of die voorspelling inderdaad steeds uitkomt  zit er niets anders op om na te meten of dit zo is.  Bij bevestiging zouden wij dus moeten aannemen dat die stof ons iets vertelt over zijn toestand, iets wat wij wel kunnen verwachten maar wat we niet kunnen weten.
Nu zou je kunnen stellen dat hier niets anders gedaan is dan het toetsen van de theorie dat hier de intensiteit van het uitgestraalde licht steeds na een bepaalde tijd gehalveerd is en dat is inderdaad zo.
Echter, volgens mij is er niets tegen de stelling in te brengen dat hier gedemonstreerd wordt dat stof over exclusieve kennis kan beschikken die niets of niemand anders kan weten.


Het onderliggende principe van fluorescentie is dat atomen (of moleculen) in een instabiele of aangeslagen toestand kunnen geraken waarbij een elektron zich verder van de kern af beweegt die daarmee een hogere energie krijgt.
Na een tijd die feitelijk onbepaald is raakt het die energie weer kwijt door emissie van een foton. Een foton is een lichtkwantum, een pakketje van elektromagnetische energie wat zich in één richting beweegt. 

De eerder genoemde halfwaardetijd geldt voor een groot aantal atomen, deze is gedefinieerd als de tijd die verstreken is als de helft van de elektronen weer in de stabiele toestand is teruggekeerd.
De intensiteit van de stroom fotonen neemt daarbij dus exponentieel af en uiteindelijk is die zodanig afgenomen dat het duidelijk moet worden dat het steeds om afzonderlijke fotonen gaat.

Wanneer wij zo een foton visueel waarnemen is het goed te bedenken dat niemand anders dit foton kan zien omdat lichtkwanta niet gedeeld kunnen worden.
In die zin zijn al onze visuele waarnemingen strikt individueel!
Wat dat betreft zouden wij dus moeten aannemen dat als een ander mens ons vertelt dat hij iets gezien heeft wat lijkt op wat wij zelf gezien hebben dan is dat wel te verwachten maar ook hier geldt dat wij dit feitelijk niet kunnen weten.

De conclusie is dat wie bezwaar heeft tegen antropomorfe beschrijvingen van niet mensen ook bezwaar zou moeten hebben  tegen antropomorfe beschrijvingen van mensen.
Ik meen dat dit bezwaar dus ongegrond is.

Echter, we kunnen het er over eens zijn dat er voldoende aanwijzingen zijn om aan te nemen dat er zoiets als licht bestaat, niet omdat wij dat kunnen weten maar omdat het statistisch gezien zeer onwaarschijnlijk is dat wij hier allemaal wat anders zouden waarnemen.
Wij accepteren toetsing op statistische gronden omdat we principieel niet anders kunnen.

Aanvulling 03-03-2021


Iemand die ook niet gelooft dat er zekerheden zijn is theoretisch fysicus Carlo Rovelli:

"Ik denk dat het idee van zekerheid een van de meest verwoestende en nutteloze ideeën is die ooit in de geschiedenis van de cultuur zijn voortgebracht.  Als je echt met volledige zekerheid de vraag stelt over wat we weten, is het antwoord niets.  Tientallen filosofen hebben dat verduidelijkt.  Het probleem is niet de zekerheid, het probleem is om een ��betrouwbaar beeld te krijgen van de wereld waarin we kunnen geloven en waarmee we kunnen werken.  Zekerheid opgeven is buitengewoon bevrijdend.  Kennis is niet alleen wat we met absolute zekerheid over de wereld weten, maar ook wat we weten met een uiterst geloofwaardige mate van zekerheid.  Het werk van de wetenschap is voor een groot deel om uit te graven wat er mis is in onze kennis en het te verbeteren.  Bij alles wat we weten, is er ergens iets mis.  Voor mij is er een gevoel van lichtheid en leven in de dubbelzinnigheid die altijd zal blijven in onze beschrijving van de wereld."

De wijze waarop de neuronen in ons brein werken weerspiegelt dit, ze voeren ieder een statistische analyse uit op de data die via de denrieten aangeboden worden en leveren een uitgangssignaal op hun axon wanneer die analyse een waarschijnlijkheid oplevert die een zekere drempel overschrijdt.
E.e.a. wordt mooi uitgelegd in 
"Lecture 7 - Neurons and Networks" door Steven Pinker, was te vinden op deze link.


Aan vormgeving en gebruik moet nog gewerkt worden.